De wortels van het verhaal achter Dossier Atlantis liggen in de onstuitbare opmars van de Rotterdamse haven in de periode 1955-1975. De stad die in razend tempo de gevolgen van het bombardement wilde uitwissen, versnelde keer op keer het tempo van wat hardnekkig ‘De Wederopbouw’ bleef heten.
Maar op Rozenburg heeft de vrede meer verwoest dan de oorlog. Een heel eiland werd omgewoeld en opgegeven voor de industrie. Huizen, wegen, winkels en boerderijen zijn er ten onder gegaan. Opgeslokt, niet door een vollopend stuwmeer (zo zou het op een op een andere plek in de wereld gaan), maar verdwenen onder een grimmige laag van fabrieken en raffinaderijen, van olietanks en pijpleidingen.
In een tempo dat we nu eerder met Shanghai dan met Rotterdam associëren wordt de nieuwe wereld letterlijk over de oude heen gerold. Zand en industrie in plaats van klei. Manager in plaats van herenboer. De geur van chemie en plastics in plaats van mest. Televisiedominees naar Amerikaanse model in plaats van de oudtestamentische mannenbroeders. Industriearbeider in plaats van boerenknecht. Continudiensten die de dag des Heeren botweg negeren. Vreemdelingen uit Turkije in plaats van uit Brabant. Kortom, de veranderingen strekken zich uit over alle facetten van het dagelijks leven. Het is een onstuimige periode ingeklemd tussen de eerste grote loonrondes van 1961 en de oliecrisis die in 1973 een rem zet op de ongebreidelde groei.