Op een dag in 1983 werd een renner bijgehaald door een fietser. Die pikte aan in zijn wiel en bleef volgen. De renner ging harder trappen om de fietser te lossen, maar telkens wanneer hij omkeek om te zien waar de fietser achter hem aan de horizon zou zijn verdwenen, keek hij frontaal in het blijmoedig smoelwerk van zijn achtervolger. Harder en harder trapte de renner, tot hij aan zijn limiet zat en moest opgeven. Hij liet zich uitzakken en vroeg zwaar hijgend aan zijn kwelgeest hoe hij het geflikt had om hem bij te halen en ook nog het wiel te houden. 'Nou gewoon, ik heb juist een college Aërodynamica gevolgd', zei de fietser, 'ik studeer Lucht- en Ruimtevaart. Ik maakte gebruik van de stroming die rondom jou ontstaat. Bovendien rijdt jij op een betonnen frame van vierkante balken als ik me niet vergis, terwijl ik op een fiets van vliegtuigaluminium zit. Maar vanwaar dat beton?' 'Uhm', stamelde de renner, 'ik studeer Civiele Techniek, en bij ons moet je kiezen tussen beton of staal en ik heb een voorkeur voor construeren in beton. Maar wat ik me afvraag is waarom ik me suf train en jij toch sneller bent?' 'Weet je wat?' antwoordde de fietser, 'laten we een een wielrenvereniging oprichten. Dan kan ik jou wat theorie bijbrengen over uit de wind rijden en de voordelen van lichtgewicht construeren toelichten en dan kun jij mij vertellen hoe ik nog harder kan leren trappen door te trainen.' 'Doen we!', reageerde de renner enthousiast. En zo werd de wielerhistorie verrijkt met de WTOS. (uit de annalen van WTOS)